vrijdag 23 juli 2010

5. - Levensvervulling


De schat die wij zoeken is de welbron van onze eigen geestkracht die ons vertrouwd maakt met tijdloosheid en onvergankelijkheid. Als een mens deze weg kiest, kan hij dat maar op één manier doen, n.l. met de inzet van zijn gehele persoonlijkheid, waaraan alle andere belangen ondergeschikt zijn. Het is zijn eerste liefde.
Hij zal ook bemerken op welk een wijze hij wordt geholpen, ofschoon hij dit niet direct herkent. Er gaan nieuwe krachtlijnen in zijn leven werken en deze hebben hun invloed op de dagelijkse gang van zaken. Hij leert geleidelijk onderscheiden hoe er verschillende werelden zijn die ieder zich als een bepaalde werkelijkheid voordoen. Niettemin zijn al die verschillende werelden doorademd van eenzelfde leven zodat wij zeggen: alles is één in veelvuldige onderscheidenheid. Het onzichtbare wordt zichtbaar. Daarom is het van zo groot belang dat het punt van onze aandacht in het lichaam ligt.

Want wij spreken over een lichamelijke ziel, de nephesh, en over een zielsbestaan, waar zowel het lichaam als de geest om de voorrang strijden, de ruach. Maar de Neshama, onze geestelijke ziel, waarin het brandpunt onzer aandacht op den duur kan worden gevestigd in stille toegewijdheid en innigheid, zal het eigenlijke uitgangspunt moeten zijn, de haven onzer uitvaart, van waaruit al het andere wordt omvat en gericht.

Wij gaan in het besef van onze werkzame zielenkrachten leven en het mag waar zijn dat er mensen zijn die zich met afkeer afwenden van de weg tot zichzelf, maar dan komt dit alleen daaruit voort, dat het innerlijk leven nog niet is gewekt en hun ziel slaapt in een toestand van onbereikbaarheid, een lethargie, ofschoon zij misschien denken dat hun spoedig geprikkeld zijn en hun lange tenen de plaatsvervangende waarden zijn voor de innerlijke onverstoorbaarheid en onuitsprekelijke zegen van het rijk van de geest. De wijze waarin zich dit beleven aan het lichaam mededeelt is verlossend en heeft niets te doen met de roes der extase of veranderingen in het bewustzijn door drugs of de merkwaardig verblindende opvatting dat het zingenot van de seksuele extase hiermede te vergelijken zou zijn.
Het is geen genieten waarvan hier sprake is. De geest belooft geen genot, al beweert Nietzsche dan ook dat de mens lust zoekt en dat het de lust is die 'tiefe Ewigkeit' wil. Dit moge op zichzelf waar zijn, maar in het geestelijk leven is geen affect overheersend. De toestand die het met zich meebrengt is er een van bewuste kracht, een verlicht bewustzijn van de ware werkelijkheid, waarin geen enkele vorm van onderworpenheid heerst, maar waar alle natuurlijkheid vermenselijkt wordt en alle menselijkheid vergoddelijkt.

Door zijn geboorte hier op de wereld heeft de mens zich van een lichaam moeten voorzien en daardoor zich moeten verstrengelen met de animale noden dezer wereld op een wijze dat hij er helemaal door begoocheld werd en vergat hoe in hem een beginsel is dat hem tot heer en meester maakt over zijn eigen situatie.
Hij laat zich eenvoudig voortdurend door het mensendier verblinden zonder het te beseffen. Alleen wanneer het hem tè bar wordt, zijn lijden tè ondraaglijk, zijn angsten en aanzien van de dood tè dreigend, kan het gebeuren dat hij een werkelijk beroep doet op een verlosser, die hoe dan ook zich aan hem moet manifesteren.
De mensen geloven in een macht vol goedertierenheid, vol barmhartigheid en bevrijdende liefde, maar het moge dan een geruststellende idee zijn dat die voor hen zorgt en zij in dat geloof geborgen zijn, dat neemt niet weg, wanneer deze barmhartigheid en goedertierenheid en bevrijdende kracht zich niet aan henzelf mededeelt als een ervaarbare en mogelijke levensinstelling in de werkelijkheid van het dagelijkse leven, die henzelf zo doet zijn, dat dan een dergelijke opvatting en aangenomen 'geloof' slechts een verdovingsmiddel zijn t.o.v. de realiteit.

Het ligt alleen aan onszelf. Ieder heeft zijn eigen diertje te temmen, of dat nu een wilde olifant is, een tijger of een krolse kat, hij en hij alleen heeft te zorgen dat het lastige geval hem niet voortdurend parten speelt. Een ander wie die dan ook is, doet het niet voor ons. Het is alles in onszelf. De hoogste macht en de verachtelijkste slavernij.
Als ik een tijger in mij te overwinnen heb dan moet ik zorgen dat ik overwicht over hem krijg. Voorwaarde is dat ik hem opzoek in zijn hol en hem nader, niet als een vijand maar als een verschijning die verwant is aan de zijne. Naar vorm en gestalte moge ons lichaam van de apen afstammen, maar waarom niet van een tijger? Hoe kan het anders dat er mensen in de wereld rondlopen met tijgerachtige en verscheurende affecten. Deze eigenaardige verwantschap draagt de mogelijkheid in zich dat ik niet bang voor hem ben. Ik weet instinctief dat iedere angst onmiddellijk door het dier geregistreerd wordt en hij er met feilloze zekerheid op reageert waardoor hij mij tot slachtoffer kan maken. Het eerste dus wat mijn tijger gevoelt: er is een ander (misschien ziet hj mij als een supertijger) die geen angst voor mij heeft. Hierin is de mogelijkheid van een nieuwe instelling. Want in dat gevoel nl. is er plaats voor vertrouwen. Indien ik mij t.o.v. het wilde dier angstloos gedraag, is er een ontwapenende macht aanwezig die instinctief gevoeld wordt en herkend. Daarin ligt het beginsel van vertrouwdheid en het is uit dit beginsel dat de operatie haar voortgang vindt. En ofschoon de tijger een tijger blijft en in mij de mogelijkheid is hem meer en meer te onderwerpen is er toch steeds een grens die de hoogste waakzaamheid vereist zelfs al wordt het beest zo mak als en schoothond. Natuurlijk zal hij in mij zijn meester vinden en zelfs zijn vriend, maar onverslapte waakzaamheid blijft geboden.

De wereld is een wildernis en daarin bevinden zich ontelbare dieren die de mensheid bevolken. Dit leidt niet alleen tot een buitengewone studie, een groot en onvergelijkelijk avontuur, maar ook tot de erkenning, het vaste geloof en vertrouwen, dat in ons de kracht en het vermogen is in onszelf de wildernis te herscheppen in een kostelijke tuin, een land waarin vrede heerst over 'gans het gebergte'. Daarin wordt het visioen van Jesaja begrijpelijk waarin het kindje 'zich zal vermaken over het hol van een adder' en 'koe en berin samen weiden'. Daar zijn alle geboden opgeheven omdat zij er niet meer van kracht zijn. Het is er eenvoudig zo, het land der levenseenheid waar alle mensen broeders zijn. Dit land is er al reeds, wij moeten het alleen ontdekken en... herkennen.
Nu wordt misschien ook duidelijk waarom de vier klassieke elementen, toestanden aanduiden die alle bevolkt zijn: de aarde, het water, de lucht en het vuur zoals dat is verzinnebeeld in het rund, de engel, de adelaar en de leeuw. In de vier letters van de onuitsprekelijke naam Gods, in de vier stromen van het Paradijs en hoe dit viertal als een realiseringvermogen tot aanzien wordt gebracht. Het is alles de verborgen orde in de mens die over de wildernis zegeviert en waaruit de werkelijke schepping Gods plaats grijpt.

Het is het geheim van het grote tetragrammaton. In deze almacht is geen enkele dwang. D.w.z. men kan deze dingen niet in de wereld of op de wereld toepassen ten einde haar te verbeteren. De wereld hoeft niet verbeterd te worden, evenmin als onze buurman. Er is maar één mogelijkheid. Dat wij ons in onszelf dit 'land' bewust worden: de kracht van het monster in de wildernis te temmen hoe het zich dan ook aan ons voor zal doen. Wij behoren niet tot de ordebewaarders in de wereld noch tot hun verstoorders maar willen doen doorbreken hier en nu een straal van het lichtland dat wij liefhebben en waarop al ons vertrouwen is gevestigd en waar de barmhartigheid heerst die wij zelf willen beleven en in ons omdragen en de goedertierenheid die het leed van de mensen verzacht en ons eigen leed te niet doet.

De Hermiet verlicht zijn eigen weg met een licht uit alle licht. Het licht laten vallen niet om wantoestanden aan de kaak te stellen en al maar in en onder het oordeel te leven, maar om te leren zien wat licht is en zich daarin hullen en er van uitgaan, opdat het onszelf op onze weg zal begeleiden en het in staat blijkt onze ogen te openen. Daarom zeggen wij: wij hebben het licht lief want daardoor en daaruit leven wij. Het schijnt in de duisternis.

Wat voor ons van zo groot belang is, is niet wat mensen weten en denken, maar wat wij zijn. Dus: wat ik ben. Het moge waar zijn dat uit de mens een ontwikkeling is begonnen die ogenschijnlijk geen einde neemt en die om haar bij te houden een grote rusteloosheid veroorzaakt, maar ik weet ook dat deze ontwikkeling met hem op de loop kan gaan en zijn verstand erdoor op hol kan slaan. En dit beslist niet wat ik bedoel.
Het moet mogelijk zijn terug te keren tot ons zijn, een toestand die een besef met zich medebrengt van niet meer te ontwikkelen maar een verblijven in onze oorsprong, onze origine en werkelijk tehuis. Zoals Lao Tse zegt: 'mijn huis niet uitgaande ken ik de weg des hemels'.

Dit nu komt mij voor als een voortreffelijk bezit en het herkennen daarvan veroorzaakt een merkwaardige aantrekkingskracht omdat het blijkt dat er vele mensen zijn die wel gaarne dit deelachtig zouden willen wezen. Wij noemen deze merkwaardige eigenheid in de mens zijn ondeelbaar beginsel, zijn eenheid en het ware Zelf. Er zijn tal van schrijvers die hiervoor een naam gevonden hebben. Goethe spreekt over het I, Bergson over elan vital, de psychologie over libido omdat zij steeds weer op zoek is naar een levensdrang.
Maar een oorspronkelijkheid in zichzelve, een eenheid die zich zonder twijfel in een veelheid tot uitdrukking brengen kan, vinden wij toch alleen maar in onszelf. En wij hebben het genoemd één. En toch laten wij de mens daarin niet alleen, ik meen, in afgescheidenheid staan. Want de eenheid die hij is, is een emanatie uit al-eenheid. En men vraagt: hoe weet je dat? Wel, om de eenvoudige reden dat de zelf-eenheid zich kan verliezen in de al-eenheid, terwijl het tegelijkertijd zaak is uit de al-eenheid tot zichzelf te komen. Dit zelf, waartoe men uit de al-eenheid komt, heeft vorm en gestalte in ons en wij zijn dit, als schepping uit de al-eenheid. Deze oorsprong moeten wij wel onze eigen oorzaak noemen. Maar tegelijk zien en beleven wij, dat alles wat leeft uit een oorzaak is voortgekomen, dat het leven dat ons doet zijn en waarin wij ons bewegen ook het leven is waar alle natuurverschijnselen en verschijningen in bestaan. Waarom zou het leven dat mij doet leven een ander zijn dan dat wat een worm doet leven? Alleen, het komt in mij tot een geheel eigen waarde en structuur terwijl de worm geen zelfbesef te kennen geeft. En hoewel mijn lichaam van dat leven doorleefd wordt, heeft het toch geen bewust deel aan 's levens oorsprong, waar mijn ware individualiteit uit voortkomt.

Deze individualiteit is het die de stem van de éne hoort. Die de waarheid verneemt als een kracht en licht en oorsprong. Deze waarheid is de ongebroken eenheid zelve zodat wij kunnen zeggen: Waarheid uit al-waarheid, zelf uit Al-zelf, individualiteit uit al-individualiteit (= universaliteit). Emanatie uit God. God is de volkomenheid tot in het absolute, niet te omschrijven, niet te bevatten en waaruit toch de stem tot de mens klinkt: Wees volkomen gelijk uw Vader volkomen is. Het wil zeggen dat wij in en door onszelf deel kunnen hebben aan de oorzaak van alle dingen en daaruit de volkomenheid leren beseffen. Zoals licht uit licht wederom licht is. En evenals onze individualiteit ondeelbaar is, moet dat waaruit onze ondeelbaarheid voortkomt ook ondeelbaar zijn.

Wij weten niet hoe groot God is. Daarom zeggen wij onmetelijk groot. Dit beantwoordt n.l. niet aan enige voorstelling. Hij is de eenheid waaruit wij één zijn.
Hierin ligt voor ons de zin die wij aan het leven geven kunnen. Als wij het volkomene beogen dan bedoelen wij daarmede niet een maatstaf. Er is geen maatstaf voor volkomenheid. De kwaliteit is ondeelbaar en kan daardoor de oorzaak zijn van alle dingen. Want alle dingen onderscheiden zich in hun vorm en hun kracht. Ja, kracht wordt tot vorm. Het leven geeft zich gestalte. De mens geeft zichzelf gestalte en doet dat op allerlei wijzen. Hij kan leren gevoelen hoe zijn verbeelden, zijn scheppend denken werkt. Ook kan hij in zich leren waarnemen hoe driften zich een uitweg zoeken en daartoe een vorm in zijn lichaam scheppen.
Wat is de vastheid van onze geest? Wij zeggen: de mens is naar zijn wezen een emanatie. Wat is een emanatie? Wat is haar vorm? Kan ik haar met mijn gevoel betasten? Kan ik haar met mijn imaginatie waarnemen als een straal van onnoemlijk licht? Ik kan het niet zien maar innerlijk wel waarnemen. De emanatie heeft gestalte, heeft vorm, een lichtgestalte, een krachtgestalte en ik moet woorden gebruiken als liefde, wijsheid, leven, waarheid, licht, kracht en beweging. Dit is wel uit mijzelf maar de oorsprong ervan kan ik niet zijn.

Het is ons te doen onszelf betrokken te weten op het machtige werkingsveld, gekenmerkt door verlichting, kracht, wijsheid en liefde dat in de bijbel de Levensboom wordt genoemd, in de Kabbala de Sephiroth, dat Lao Tse Tao noemde, waaruit een boek als de I Tjing zijn inspiratie heeft ontvangen, een werkingsveld dat een universeel bezit der mensheid is. Het is van een diepe verborgenheid en de sleutel voor allen die van goede wille zijn, tot de poort van het Paradijs en de openheid van de hemel.
Dit zich betrokken weten is de kracht van het geloof en de oorsprong van onze vrije wil. Daarom is het juist een volstrekt vertrouwen te ontwikkelen in dat zelfbeginsel dat een schepping uit het eeuwige is en dus het kenmerk van het blijvende en onaantastbare, de werkelijke zelfstandigheid van de geest.
Alles wat 'ik' zegt kan teruggebracht worden tot dat ene Ik. Dit is niet intellectueel bedoeld als een verstandelijke synthese maar innerlijk en het betekent dat alle ik-zegging slechts weerspiegeling en terugkaatsing is van het ene werkelijke Ik dat uit God is. Alle weerkaatste stralen van het oer-licht worden tot het licht zelve als oorsprong teruggebracht. Dit is de kortste weg om zijn ik-leven te verliezen en het ware Zelf-leven ervoor in de plaats te ontvangen. Het is het offer van het afzonderlijk vele tot het ene waardoor het ene tot het vele terugkeert om dit opnieuw te ordenen en deel te laten uitmaken van de werkelijke schepping. Zo ontstaan de nieuwe hemel en de nieuwe aarde.

Daardoor krijgt de concentratie een grote betekenis. Wij ontwikkelen er ons sneller door, waarbij wij natuurlijk niet enig ongeduld op het oog hebben. Alles wat wij doen zal daardoor beter aangepakt worden en doeltreffender zijn. Wat ons vroeger veel tijd en inspanning kostte zal vlugger en meer zonder moeite gaan. De aandacht die wij ontwikkelen heeft een louterende werking, lost verontrustende gevoelens op, doet angst in welke vorm ook vergaan, verdiept ons denken en verheldert en verzacht ons oordeel. Ook gaat het daardoor beter in ons dagelijks leven tot in de materiële verhoudingen toe en wat het betekent voor een psychosomatische geneeswijze zullen wij later bespreken. Ook zaken die wij niet aanstonds begrijpen of die wij zo moeilijk vinden dat wij er bijna geen contact mee kunnen krijgen, zullen wij geleidelijk in een helderder licht zien. Alles wordt door ons beter omschreven en duidelijker gesteld. Zoals de ene dag moeilijk en duister lijkt terwijl door voortgezette aandacht op de stille en stromende kwaliteit in onszelf het plotseling allemaal doorzichtig wordt en verduidelijkt.

Voortgezette concentratie gaat over in meditatie. Dit is een heilstoestand zoals het woord zelve uitdrukt. De basis van het woord is madh, de wortel ma en betekent: medisch behandelen. Vandaar medicus, medicijn en remedie. Meditatie wordt ook wel de koninklijke weg genoemd die tot bevrijding leidt van iedere vorm van onheil. Zij ontwikkelt de zin der eenheidsbeleving en is gelijk in Jacobs droom de ladder die hemel en aarde verbindt. Men kan mediteren over eenieder object. Kies zoveel mogelijk iets dat vrij is van affecten, van heimelijke verlangens, zelfs van genietingen. Klaarheid en helderheid, zuiverheid in het gewaarwordingsleven, openheid in ons zien, duidelijkheid in ons horen. Mediteer over het aldoordringende om u en in u, over het onsterfelijke Zelf, over het zwijgend getuige zijn van alles wat zich op deze weg aan u voor kan doen. Over het onderscheid van uw lichamelijke en geestelijke waarnemingen. Dat het denken iets anders is dan het gevoelen en het gevoelen weer iets anders is dan het aanschouwen. Sta geen enkele vorm van extase voor. Dit betekent alleen maar een overweldiging van licht of bepaalde vormen van genot. Verlies nooit onder de meditatie uw tegenwoordigheid van geest, wees stil en nuchter en blijf de waarheid lief hebben zonder bijgevoelens. Er is in de meditatie nooit plaats voor medelijden met zichzelf, voor enig zelfbeklag, voor spijt over dingen die voorbij zijn noch enige verontrusting of angst voor de toekomst. Mediteer over u zelf als een stralend licht, want ge zijt het krachtens uw oorsprong, als een zuivere tegenwoordigheid en een onbevlekt bewustzijn.

Ga tot de meditatie over wanneer ge twee minuten en 24 seconden aan één stuk door kunt concentreren. Vermijd daarvoor iedere inspanning. De hele weg der concentratie moet moeiteloos begaan worden. Zoals het kind eigenlijk zonder moeite leert lopen. Natuurlijk kost het inspanning maar deze inspanning gaat teloor in de vreugde van de vervulling.
Een vervuld leven willen. Dit is letterlijk gemeend. Het lichaam te weten als een vat. Overstromend van levend water. De gelijkenis uit de bijbel is zelfs humoristisch-realistisch: 'er zullen stromen levend water uit uw buik vloeien' Een boom die geen vruchten draagt, wordt omgehakt. Het bloeien en vruchtdragen behoort tot de vervulling van de boom. Dit is de zin der volkomenheid. D.w.z. volgekomen zijn door vol te worden. De zin van het leven is volkomenheid. D.w.z. volgekomen zijn door vol te worden. De zin van het leven is volkomenheid. Waarvan? Twijfel? Ontstemming? Ergernissen? Waarvan kan men volkomen vervuld zijn? Ellende? Slaap? Woede en wantrouwen? Wat is het stromend levenswater? Geen gedachtenstroom. Geen bepaalde bedoelingen. Nee, leven. Puur leven. Als van een stralend kind. Volgestroomd van het oer-leven in ons. Het leven uit de beginne. Helder, klaar, lichtend. Dat is de bestemming van de mens. Wees dan volmaakt, vol gemaakt. Van het Ene waarin wij geloven en dat wij willen. De kracht ervan gevoelen. Het alles ordenende. Een werkzame orde, want zonder het ene is er wanorde.

Adam is een Hebreeuws woord en betekent mens. Het wordt geschreven aleph-daleth-mem en in getallen uitgedrukt is dat 1-4-40. Laat de 1 weg in mens, dan krijgt men daleth-mem = 4-40 en dit betekent bloed.
Het woord waarheid is in het Hebreeuws emeth = 1-40-400. Laat de 1 weg en er blijft meth over = dood = 40-400.
De 1 brengt de vervulling. Dat berust op de realiteit van het woord. De 1 is de bron van alles. Erken het Ene, wil het, keer er u naartoe. Het is onze oorsprong, de welbron. Heb het Ene lief en wees er aan toegewijd.

Eenmaal
Leefde ik vele levens -
Des doods...
Eenmaal
Leefde ik, -
Was dood...
Nu, 'gestorven',
Wil ik leven...
Ik ben het, -
Die 'gestorven' is!
Ik ben het, -
Wil leven! -

Eeuwig leven, ruis dan,
Uit oerdiepe bron
In mij, in mijzelf! -
Ruis
Door merg en bloed!
Laat leven lichten!
Lichten in donker oord!
Laat weder worden,
Wat oorsprong was:

Mijzelf,
Die ik ben! - - -
Aham brahma asmi!
Om!
Bô Yin Râ
Is dit alles geloof? Niet wat wij er als regel onder verstaan. Natuurlijk als je iets wilt, moet je er in geloven. In jezelf geloven dat je het zult bereiken. In dit geval is het geloven in iets waaraan je wilt voldoen, gewoon het zelf willen en kiezen. Nl. in je eigen vervulling. Dat is de eigen zin aan het leven geven. D.i. in de eerste plaats leven en dat kunnen wij niet zonder het oerleven.
Dit betekent niet: terug tot de natuur of een primitief leven. Maar, het leven in zijn oorsprong.
Wat wij willen is heel reëel. Er is niets werkelijkers dan het leven zelf. Er kan niets reëlers zijn want daaruit komt alles voort. Is het eigenlijk niet duidelijk te geloven in de realiteit der vervulling? U kunt ieder ogenblik nagaan en zich bewust worden, waarvan u vervuld bent. Er zijn mensen die vol verdriet zitten en narigheid. Zij zijn ermee vervuld. Zij zeggen: 'Daaraan kan ik niets doen. Het komt over me. Het zit in me. Er is dit en dat gebeurd. Bovendien kom ik tot de ontdekking dat de ellende van de wereld en haar lijden zo ontzaglijk zijn dat ik er helemaal kapot van ben. Dan heb je helemaal geen zin om van geluk vervuld te zijn. Je geneert je en het is hard voor de mensen zelf gelukkig te zijn wanneer zij zoveel ellende hebben'.

Maar als wij alleen maar een hoopje narigheid zijn, zijn wij dat ook voor anderen. Ons hoopje vergroot de berg der ellende in de wereld. Indien dus ieder ongelukkig is, heeft het grote ongeluk zijn zin. Iedereen moet ongelukkig zijn. Pas op als je lacht. In deze wereld lach je niet, enz.
Dit is klinkklare onzin. Indien de hele straat ziek is en de dokter bovendien, wie zal dan beter maken. Er is toch beterschap. Het zou wel eens zeer egoïstisch kunnen zijn, vervuld te zijn van eigen ellende en eigen ongeluk. Je helpt de hele straat ziek maken. Laten wij ermede ophouden. Laat u zich niet bedriegen door welke ellende ook. Als ik pijn in de buik heb en ik zeg dat, dan krijg ik soms ten antwoord: ik heb nog veel erger pijn in de buik. Daar ben ik helemaal niet mee gebaat. De vraag is: hoe kom ik van mijn buikpijn af. Heel gewoon.
En hier vraag ik: hoe worden wij gelukkige en gezonde mensen met een onverstoorbare levenskern, d.i. met een onverstoorbaar zelf?

Dus ik ga mij bewust worden waar ik van vervuld ben. Dat valt vaak niet mee. Als wij iets ter vergelijking hebben naar onze beleving, dan zoveel te beter. Stel u voor dat wij dat werkelijk hebben. Dat wij een beginsel in ons tot onze beschikking hebben, de kwaliteit, het oer-individuele, het ondeelbare, het kenmerk der ware eenheid. Dit is niet iets statisch, maar stromend, dynamisch, vloeiend, doordringend. Het wordt de adem Gods genoemd. Het heeft vele schone namen.
Deze adem leeft in ons en kan ons vervullen. Dan moeten wij er ruimte voor maken en de klonters in ons hoofd en onze ziel losweken. In het hoofd kunnen zij worden tot harde vooroordelen, in de ziel tot ongevoelige en versteende brokken en het is niet gering hoe menigeen in zich alles wat doorgang zou kunnen geven, heeft verwaarloosd, waardoor het leven zelf in ons wordt gestremd en verhinderd.
Er zijn mensen die een levenlang in het zelfde huis gewoond hebben en als hun leven ten einde is en het huis wordt opgeruimd dan is het ontstellend wat er dan is bewaard en aangekoekt en half vergaan en welk een oude rommel nooit is weggegooid en zich aldoor maar heeft opgestapeld.
Bewaren en bewaren, hamsteren en vasthouden, of het waarde heeft of niet. Het is allemaal angst. Een huis vol angst-producten, van 'je kunt het niet weten' en 'ik kon het nog wel eens nodig hebben' en zo een slaaf van onze z.g. behoeften worden, terwijl toch de allermeeste behoeften kunstmatig in het leven zijn geroepen en ze schreeuwen ons in allerlei toonaarden toe dat wij zonder hen niet leven kunnen.

Waar is onze oorsprong? Waar onze aandacht voor wijsheid en waarheid, vreugde en schoonheid, kracht en geluk? Wat de mensheid nodig heeft, is liefde.
Liefde is eigenlijk een duister gemaakt woord. Maar als wij de zin ervan beseffen, is het iets dat in de mens haar aanleg leeft en snakt naar groei en toename en waarin als in een groot geheim al ons geluk, al ons welzijn, al onze onverstoorbare kracht, al onze innigheid en vermogen ten leven, en al onze diepe tevredenheid zijn gelegen. Eens gewekt, brengt het in ons een niet te belemmeren drang teweeg zichzelf te manifesteren in openheid, in licht en vreugde, in de kwaliteiten die aan haar ten grondslag liggen. Door zich mede te delen, zoals licht zich vanzelf mededeelt in alles waarin het binnen dringen kan.

Is liefde niet het licht?
En licht de bron van wijsheid?
En wijsheid niet de beterschap?
En beterschap het ware leven?
Hoe groter dan de liefde,
te sterker wordt de wijsheid
en beter nog de beterschap,
tot heilsweg van het leven.

Waarvan wilt u vervuld wezen? Kies. Niet voor een ogenblik, niet voor een nacht, nu eens geen nachtliefde, maar gestaag stromend, gestaag lichtend, gestaag onverstoorbaar zich mededelend in stilte, in glans en zuiverheid. Verlossend en bevrijdend, genezend, vertroostend, verlichtend, verheffend, vernieuwend, zich voortplantend in innerlijkheid, zich een lichaam scheppend in de ziel van allerfijnste subtiliteit, onaantastbaar, niet te grijpen, niet te kwetsen, niet te vernietigen, niet uit te roeien of te beschadigen. O, als het boek met de zeven zegels wordt geopend en wij vinden er de gouden stad!

Waarvan wilt u vervuld zijn en overstromen? Maak dus uw lichaam leeg en vrij en gebruik het aan de lange lijn van uw bewustzijn en laat het afdalen in de oerbron van alle leven om het levenswater te scheppen en op te laten wellen tot een voortdurende vervulling.
Natuurlijk is dit heel wonderbaarlijk. Als de ogen opengaan voor het tijdloze, het stabiele uit zichzelve, dat niet gebouwd, niet ontworpen, niet uitgedacht behoeft te worden. En het wordt duidelijk dat hierin geen verleden en geen toekomst meer is en alles wat hierover is geschreven, soms in zeer verborgen beelden, gaat zich aan dit eeuwige in onszelf kenbaar maken.

Barend van der Meer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten