zaterdag 28 november 2009

Zonnetijd


3. - Aandacht voor het ogenblik


Het verheugt mij u te kunnen schrijven in deze vorm en ik ben zeer dankbaar voor uw vertrouwen en geloof, die essentiële factoren zijn voor een 'binnengaan in de nieuwe wereld'. We huldigen geen enkele vorm van organisatie in dit verband dan alleen in die zin dat de vorm die we belijden voortdurend in beweging is en zeer levend en nooit als einddoel wordt gezien.
Het vertrouwen berust op zelfervaring en zelfbeleving waarbij we niet voorzichtig genoeg kunnen zijn. Het is niet een makkelijke weg. Er zijn zeer vele 'verleidingen' en 'ijdelheden' die ons verstrikken kunnen en verblinden met alle mogelijke bindende machtsvoorstellingen, die een bron zijn van evenzovele teleurstellingen. Het is ons te doen om zelf te zien en te onderscheiden en geen angst te hebben al wil het ons soms voorkomen op de 'verkeerde' weg te zijn. Ook gaat het niet aan onze medemensen erop te betrappen of attent erop te maken dat ze het 'niet goed doen'.

Want het 'goed doen' (Eén is goed) hangt af van de wijze waarop ons innerlijk leven zich ordent. Ge kunt er volstrekt zeker van zijn dat u op de goede weg raakt als u het echt wil. De goede weg ligt in het onvoorwaardelijke geloof en vertrouwen in u zelf, uw zelfkwaliteit, het unieke beginsel van uw eigen ondeelbaarheid, uw ware en werkelijke individualiteit, de grondslag en basis van uw echte persoonlijkheid. In welk een toestand zich iemand ook moge bevinden, hetzij wanhoop, twijfel of angst, laat hij zich nooit en te nimmer laten beroven van de waarachtige wil tot de eigen bestemming.

Angst is de grote boosdoener, het grootste kwaad en oorzaak der menselijke ellenden. Hoe legio ook de vormen zijn en machten die u van de weg tot u zelf zouden willen weerhouden, het is de grote kunst zich hierdoor niet te laten intimideren en imponeren. Naarmate het ware Ik, het Zelf in ons werkzaam wordt, zullen we deze werkzaamheid in ons kunnen gewaarworden. Dan krijgen we bewust deel aan innerlijke wording en ontplooiing, die, naarmate ze dieper wordt gevoeld, ons vertrouwen op een innige manier versterkt en ons in de 'structuur' van de geestelijke ziel (Neshama) het besef van volstrektheid en zekerheid en tenslotte onwankelbare onverstoorbaarheid schenkt. Hierdoor ervaren we de kracht der innerlijke noodwendighheid die aan ons leven een ontplooiing verschaft waar uiterlijke wetten en bemoeienissen niets aan kunnen toe- of afdoen. Het ligt voor de hand dat we daar zèlf veel toe kunnen bijdragen door er aandacht aan te schenken.

Ik heb u al eens geschreven over 'concentratie en meditatie' in WAAIENDE BLADEN maar ik zal deze weg opnieuw met u gaan in deze 'brieven', zo mogelijk stap voor stap. Het is beslist noodzakelijk daarin leiding te krijgen en het is niet onmogelijk deze langs schriftelijke weg te geven. Ik verzeker u dat ik hierin zeer zorgvuldig zal zijn en er naar zal streven niets over het hoofd te zien. De toepassing ervan vereist in de eerste plaats geduld terwijl iedere gespannenheid moet vermeden worden. Men kan niet met gebalde vuisten gaan concentreren. Iedere vorm van agressie en eerzucht moet eenvoudig uitgeroeid worden en dit kan alleen door eerlijk met zichzelf te leren omgaan.
Zelfs met het woord concentratie ben ik voorzichtig, juist omdat het zo'n grote inspanning suggereert. Daarom houd ik hier meer van het woord aandacht, een functie die aan graden onderhevig is en die tot grote hoogte of diepte opgevoerd kan worden. Het dagelijks leven biedt genoeg gelegenheid dit vermogen te trainen en op te brengen. Het is iets dat geheel vrijwillig van ons zelf uit kan gaan en dat we zo zeer tot onze beschikking behoren te krijgen dat we de vrijheid om haar te schenken ieder ogenblik gevoelen. Trouwens, de hele weg zoals we ons die voorstellen komt neer op de ontwikkeling van ons wilsvermogen. Het is de bewustwording ervan. In ieder mens ligt een onzegbaar groot reservaat van wils- en geestkracht.
De wil is een aspect van de geest en het is onze wil in de eerste plaats die ons een besef van geestelijk leven geeft. Daarom is het geestelijk leven zoiets reëels; voor de mens het meest werkelijke in zijn bewustzijn. Wat is er reëler voor u dan iets echt te willen? Daarin ligt het beginsel van onze eigenlijke zekerheid.
Het 'van goeden wille zijn' is de eerste stap. U zult ontdekken dat uw geestkracht voortkomt uit een verborgen welbron. Het is een eeuwige kracht en het gaat er om dat wij ons laten leiden en vormen, niet door een ander maar door die oer-eigen kracht. Zonder deze kracht van het Zelf, dat erin geworteld is, kunt ge niets doen. 'Zonder Mij kunt ge niets doen'. Het is niet juist van dit Ik of Mij een 'iemand' te maken. Dat we zulks niet doen heeft niets met hoogmoed uit te staan. Integendeel, het komt voort uit een diep geworteld vertrouwen dat de eigenlijke schepping in de mens geschiedt. De mens is een verschijning uit iets onzegbaars en eeuwigs. Dit verschaft hem innerlijk een voortdurend zich vernieuwende gestalte die zich zozeer kan versterken en 'waar maken' dat zijn tijdelijke verschijning ervan doorbroken en doorstraald kan worden.

Ieder mens schept zijn eigen vorm. Iedere gedachte, ieder 'gevoel', affect of drift, iedere neiging of angst werkt zich in zijn lichamelijk organisme uit. Het is te begrijpen dat het mogelijk moet zijn door middel van onze geestkracht heerschappij te verkrijgen over het machtige, zeer uitgebreide complex van onze animale, lichamelijke en fysische functies, die in de regel ons bewustzijn vervullen met evenzo vele nooddruften en werkelijke of vermeende behoeften.
Het is een groot ogenblik in ons leven als wij de superioriteit van de geest verkiezen boven het lichamelijke leven en in die zin 'de hand aan de ploeg slaan en niet om zien. Dit laatste leidt de eigenlijke zin in van de concentratie, het uit vrije beweging aandacht schenken aan het ogenblik waarin wij leven.
Want dit betekent ons van de onvermengde d.i. de vrije wil tot leven bewust te zijn en daardoor tegenwoordigheid van geest te betrachten. Want het vermogen tot aandacht (concentratie) op een vast of denkbeeldig punt brengt met zich mede een zich onttrekken kunnen op dat ogenblik aan al het andere. De consequenties daarvan zijn enorm en banen de weg tot de toegang van die geestelijke staat die zelfstandig en uit eigen beweging opbloeit in een verlichting waardoor het rijk van de geest gekenmerkt wordt.
Hierin ligt het geheim van een afscheid nemen van het gecompliceerde en vaak smartelijke leven waarvan gezegd is dat we eerst ons leven moeten verliezen om het daarna in ongereptheid en heerlijkheid wederom te kunnen aanvaarden. Dit is een paradoxale toestand die wel eens aangeduid wordt met het ik-loze Ik of het zelfloze Zelf.

Voor het beoefenen der concentratie is het nodig regelmaat te betrachten in uw steeds weer terugkerende 'training' op een tijd waarn u niet gestoord zult worden.
Dus zo mogelijk op hetzelfde uur. Als u er mee begint is het zeer raadzaam er niet van af te wijken en de beoefening er van niet te onderbreken en ze eenvoudig deel te laten uitmaken van uw dagelijks leven zoals andere regelmatig terugkerende functies.
Ge begint met aandacht te schenken aan de tijdsduur van twaalf seconden en dit op een uurwerk te controleren. Zodat u zich met deze tijdsduur vertrouwd gaat maken. Dan gaat u uw wil richten op één punt gedurende die korte tijd. Onvermengde aandacht is is onvermengd willen, dus vrij zijn op dat ogenblik van ieder affect of neiging. Dit zolang voort te zetten tot het u na enige weken gelukt geheel stil zonder zich door een opkomende gedachte of opwelling te laten verstoren, zich op één punt te concentreren (gedurende twaalf seconden).
Het zitten moet los en gemakkelijk zijn. Niet leunen noch liggen maar de voeten plat op de grond met ontspannen rug en de handen rustig op de knieën. Ge moet rusten in de lengte van uw wervelkolom, rustig de adem onder controle hebben en uw 'zit' hebben op uw stuitbeen.
Uw aandacht wordt tot een vermogen zich te kunnen onttrekken aan al het andere zolang ge u hiermede bezighoudt (een half uur of meer). Grote regelmaat is nodig om tegenzin en traagheid te leren overwinnen. Ge moogt u niet meer met bepaalde gedachten of affecten kwellen. Er nooit mede strijden maar ze leren loslaten door uw aandacht stil en ongedwongen gericht te houden op een punt, een woord, een letter, een voorwerp en naarmate ge vorderingen maakt op positieve en liefdevolle gedachten.
Betracht kuisheid, verminder uw wensen en aanspraken, laat u al minder boeien door zinlijke en prikkelende waarnemingen, beoefen met vreugde zelf-discipline, onttrek u aan ergernissen en verknoei geen kostbare tijd aan waardeloosheden.
De praktijk moet eigenlijk een inschakeling zijn in onze dagelijkse levensverrichtingen. We nemen immers onze zelfvorming ter hand en willen daarin een blijvende staat verwerven, een zich vernieuwende gestalte en ons daarin laten leiden door ons vertrouwen, willen en geloven, zodat we al meer en meer ondervinden welk een grote werkelijkheden deze krachten zijn. Want zonder zelfvertrouwen geen willen en zonder willen geen geloven. Laten we niet vergeten dat ons geloven niet meer in de eerste plaats zal berusten op een voor waarhouden van bepaalde feiten, een aannemen van dwingend gezag of een zich laten overtuigen door bepaalde leerstellingen. Ons geloof is eenvoudiger. We zoeken een vorm voor onze scheppende wil en vinden die geleidelijk in het opengaan van een nieuwe wereld waarin alleen de zich vernieuwende innerlijke mens toegang verkrijgen kan.

Er is geen andere mogelijkheid. In het vervolg zal de levensgang begeleid worden door een zekere opgewekte gelatenheid. Dit betekent dat er vele zaken zijn waaraan wij niet meer die grote waarde hechten zoals vroeger. We leren een 'laten' kennen, niet uit onverschilligheid, integendeel, maar we hebben een andere belangstelling gekregen zodat het soms gelijken kan, vooral in het begin, dat ons leven erdoor verarmd wordt. Maar laat u niet misleiden. De armoede van de geest is zelfs een voorwaarde voor de noodwendige vervulling. Deze vervulling is een geschieden van binnen uit en stemt tot grote dankbaarheid en liefde en warmte, die u op den duur nooit meer zullen verlaten. Ge kent waarschijnlijk het woord: 'Laat los, en ge zult losgelaten worden'. Het staat in Lucas 6:37. Het is een gemoedstoestand die de positieve en heldere onverstoorbaarheid inleidt. Zeer verwant hieraan is de zogenaamde metafysica van de Tao Te Tsjing. Volgens Richard Wilhelm, die er in het Duits zulk een schone vertaling van heeft gegeven, zijn alle uitspraken in dit kleine maar beroemde boekje gebaseerd op een zo fundamentele intuïtie dat daardoor aan het brein met zijn streng begripsmatige fixering geen toegang tot begrijpen is verleend. Intuïtie is de taal van het geestelijk leven (intueri = aanschouwen). Dit is namelijk een functie van het innerlijk zien, een zeer zuivere aanvoeling, een helderziendheid der liefde, die als een kosmische goddelijke kracht de ziel kan aanademen (aspiratie) of inblazen of inademen (inspiratie). Daardoor waren de eeuwige uitspraken van Lao Tse mogelijk. De grote verlatenheid in het gemoed die deze beschrijft activeert menig zoeker steeds weer opnieuw om toch maar het ongezegde te herkennen en te ervaren. Toch moeten we bij het lezen van de Tao Te Tsjing er rekening mee houden dat veel uitspraken hun oorspronkelijke helderheid hebben verloren.
Het stuifzand der eeuwen heeft de oorspronkelijke leringen veel schade gedaan. De enige mogelijkheid is zelf opnieuw te graven en de onsterfelijke glans der ziel weer aan het licht trachten te brengen.
Ik beëindig deze brief met een vertaling van het 38ste hoofdstuk uit de Tao Te Tsjing van Wilhelm.

Het hoge leven zoekt niet zijn leven,
aldus heeft het leven.
Het lagere leven zoekt zijn leven niet te verliezen,
aldus heeft het geen leven.
Het hoge leven is zonder handelen en zonder bedoeling.

Het lagere leven handelt en kent bedoelingen.
De liefde handelt en heeft geen bedoelingen.
De gerechtigheid handelt en heeft bedoelingen.
De moraal handelt en als men haar niet tegemoet komt
grijpt men de arme aan en roept hem ter verantwoording.

Daarom: ontbreekt de Zin (Tao)
dan is er geen leven.
Is de liefde zoek, dan komt de gerechtigheid.
Is de gerechtigheid zoek, dan de moraal.
De moraal is trouw maar schraal en armoedig van geloof
en het begin der verwarring.
Opzettelijkheid is de schijn van Zin (Tao)
en de aanvang van dwaasheid.

Aldus ook de juiste mens op de juiste plaats.
Hij verblijft in het volledige en niet in het behoeftige.
Hij blijft bij het zijn en niet bij de schijn.
Daarom laat hij het verre
en houdt zich aan het nabije.

Het hoge leven heeft niets te verliezen omdat het volstrekt zichzelf is. Het kan er zich niet op laten voorstaan dat het is zoals het is. Het is ook niet noembaar. Het behoeft zich niet te behouden want iets dat werkelijk is kent geen zelfbehoud.
Het lagere leven kan zonder zich te behouden willen niet leven. Het wordt bepaald door zijn affecten en de angst tot vergaan. Het laat nooit los. Daarom heeft het geen leven, maar koude en dood in zich besloten. Het wil zich niet verliezen juist omdat het alles te verliezen heeft. Het is het tijdelijke en vergankelijke leven dat men verliest hoe meer men het vast wil houden. Dit leven moet men uit eigen beweging laten. Dan blijft het hogere leven over dat men niet verliezen kan omdat er geen angst is.

Het hogere, warme leven is volstrekt doelloos en handelt niet. Het kent geen aandrift tot handelen. Affecten zijn daarin niet. Het IS. Het is door de eigen eeuwigheid. Het lagere, koude leven kent bedoelingen. De liefde, de hogere menselijkheid, handelt maar kent er geen bedoelingen mee. Wat wij gerechtigheid noemen en recht, handelt maar heeft wel zeker bedoelingen. De moraal handelt en als men haar niet tegemoet komt wordt ze handtastelijk. Men kruist de degen met de arme en roept hem ter verantwoording.
Daarom: keert men Tao de rug toe, dan is er geen leven. Tao betekent: de weg, ook in de zin van leven en waarheid. In Tao is nooit opzettelijkheid. Dit is slechts schijn en onwaarachtigheid; het begin van dwaasheid.
De juiste mens is de mens die de rechte weg gaat. Hij is een volwassene. Hij houdt zich niet op met het onvolledige. Voor hem is de Zin, Tao, in het ogenblik, en alles heeft hij gelaten. Het verre, toekomst en verleden, laat hij gaan. Hij verwerpt het verre en kiest het nabije. Daarin is de vreugde der gelatenheid.

Barend van der Meer

dinsdag 10 november 2009

Lelieën des velds


De stille stem


Mijn oor speurt naar beweging in de adem van mijn ziel.
Ze blaast mij aan en ik luister vol verwachting.
Ze vraagt zich mee te delen in mijn taal en ik verga bijkans
en zeg: hoe moet ik dit vertalen dat ieder mij verstaat?
De stem zegt: ik ben zonder zorgen, dus wees zelf onbezorgd.
Ik ben zonder vrees, wees zelf ook niet bevreesd.
Ik kom tot u als adem van het leven dat niet vergaat.
Geef mij uw adem en ik ruil met u.
Geef mij uw stem in uwe taal en ik schenk mij aan de uwe.
Ik ben wel als een vuur maar ik verschroei u niet
en het licht dat ik verspreid dat is vol zaligheid.
De deur staat open wijd, en ik kom binnen op uw roep
en verlaat u daarom niet meer wat er ook kan gebeuren.
Ik ben de minnaar van uw ziel en deze ziel is mijn.
Omdat ik haar bewoon, doordring, liefheb en vervul.
Ge maakt uw innerlijk tot mijn bruid en samen leven wij,
nooit meer te scheiden in het hoog vertrek,
de vervulling der verlorenheid.

Barend van der Meer

Boom des levens