donderdag 28 januari 2010

4. - Bewustwording van de levenseenheid


Het is altijd op de plaats waar wij zijn, ook al wordt die plaats ons door een legio van bewegingen en belangen betwist. Soms maakt het de indruk dat al het andere als om strijd zich verdringt om de open zetel te bezetten waarvan het stille en zichzelf zijnde de enige rechtmatige eigenaar is. Want wij mensen hebben maar één eigendom dat zich handhaaft: wat wij zelf zijn. Wij zijn ons eigen eigendom. Het is onze kwaliteit, waaraan alle andere kwaliteiten ondergeschikt zijn of zich naar moeten voegen. De kracht der krachten, het licht der lichten, de klank der klanken. Wanneer wij iets innig en waarachtig willen, is in dat willen zelf aanwezig wat wij zoeken. Door het te willen, deelt het zich aan onze ziel mee en van daaruit krijgt het heerschappij over onze gedachten en handelingen. Het waarlijk willen maakt een mens stil van binnen en naarmate hij daarop zijn aandacht richt, leert hij er mee omgaan zodat het mogelijk is steeds meer de beschikking erover te krijgen.
Het is het eigenlijk geheim der menselijke persoonlijkheid en het punt in de cirkel wordt tot oorsprong van een vervulling van de gehele oppervlakte. Niet voor niets is dit een symbool voor de zon geworden, maar als wij het op ons zelf betrekken, wordt het tot zinnebeeld van innerlijke lichtkracht, waarheen alle planeten zich richten en waarvan zij hun kringlopen ontvangen. Is het niet een bekend gezegde dat de mens als microkosmos zich weerspiegelt inde macrokosmos? Is het niet merkwaardig dat de structuur van een atoom in vele gevallen aan een zonnestelsel doet denken? Men heeft het geheim der materie tot een onbegrijpelijke diepte nagespeurd. Er is geen grens meer aan te wijzen tussen energie en materie. Energie die in de vorm van elektriciteit wordt aangeduid met elektronen terwijl deze elektronen naar hun gewicht gemeten kunnen worden in vergelijking met de kern van een waterstofatoom, het kleinste van alle elementen. Men komt dan tot uitspraken als: er is één miljard x miljard x miljard elektronen nodig om het gewicht van één gram te bereiken.

Dit is volkomen ondenkbaar en onvoorstelbaar. Dat deze submicroscopische energiedeeltjes de fundamentele bestanddelen zijn van elk atoom, de 'vlijtigste, energiekste en wonderbaarlijkste kleine deeltjes die de mens ooit heeft gekend' is wetenschappelijk bepaald en tegelijkertijd van een onwaarschijnlijke abstractie. Als wij hier het woord geest gebruiken voor de allerfijnste lichtfunctie in de mens, dan ligt er iets huiveringwekkends in het vermogen dat ons mensen door de kracht van de geest is gegeven. Men zal het 'licht der wereld' dat in ons mensen is, echter nooit langs deze weg vermogen aan te tonen.

Alles wat zich door onze zintuigen mededeelt of opdringt, vormt in ons brein een spiegelbeeld en in ons gemoed een indruk. Naarmate wij de indruk door onze geestkracht verwerken, hebben wij het spiegelbeeld in ons brein daarvan doordrongen en zijn err meester over geworden. Op die wijze kan een mens in zich 'de wereld overwinnen'. Want indien hij de wereld is, dient hij die toch in zich te ordenen en... te overwinnen?
Natuurlijk gaat het hier niet om grootheidswaan of ook slechts maar een gedachtebeeld. Er ligt in die uitspraak een kosmische ervaring besloten en dat is eigenlijk het doel van onze reis: tot de erkenning komen als een ervaring (dat is méér dan zien en horen, méér dan denken en zich voorstellen) van de levenseenheid die ons aller werkingsveld en krachtveld is.
Wij noemen het 'het rijk van de geest' omdat onze eigen geest, die wij zijn, er in geworteld is niet alleen, maar ook omdat ons begrensd individualisme er in opgeheven wordt en erdoor bevestigd wordt wat wij zelf krachtens ons 'eerste geboorterecht' zijn.

Wij kiezen de superioriteit van de geest boven de dwingende noodzakelijkheden van het lichaam. Want deze laatste zijn vervat in het aardse mensendier, waarmede wij ons zelf hebben bekleed en waarin wij onze toevlucht hebben gezocht.
U zult misschien, goede lezer, zeggen: daar weet ik niets van en dus gevoel ik mij voor een dergelijke levensinstelling niet verantwoordelijk. Maar ik vraag u: wat kan er tegen zijn, in ons lichaam, temidden van alles wat er in leeft en zich beweegt, één heer en meester te kiezen en tot de ontdekking te komen dat wij dat zelf zijn? Want wat u zelf bent is er altijd geweest, al is het voor aeonen ondergegaan in verduistering en angst. Het is er 'van voor de grondlegging der wereld'. Wij staan hier niet voor een frase van een aangenomen geloof, maar wel voor een feit dat een mens kan waarmaken, zodat hij terugkeert in de schoot der godheid waarin zijn oorspronkelijk heil is gelegen.

Indien een mens deze weg kiest, gaan veranderingen in zijn dagelijks leven optreden. Deze veranderingen zijn volstrekt niet tragisch, veeleer bemoedigend en van een positief en opgewekt vermogen. Deze keuze leidt tot een weg ter ontplooiing en realisering van een allerinnerlijkst leven, een zich steeds vernieuwend dynamisch organiserend vermogen dat tot een vreugde leidt, die gelijk een bron in hem opwelt.
In dit levensgevoel heerst geen enkele vorm van afgescheidenheid. De taal die er gesproken wordt, kan zichzelf tot in een zwijgen mededelen, eenvoudig door de penetrante kracht van dit nieuwe zijn. Wij krijgen, hoe verschillend in landstaal, religie, rassen en naties wij ook zijn, deel aan een werkelijke gemeenzaamheid, een menseneenheid waarin zich alle afgescheidenheid vanzelf teniet doet.

De tegenstellingen waarin wij tot elkander leven, ontstaan enkel en alleen maar door de wijze waarop wij over elkander denken. Indien dit denken onder dwang staat van onze affecten, is het nooit geschikt de eenheid te bewerkstelligen. Uit het verstand komen de mis-verstanden voort.
Er is een diepere waarheid, die onuitgesproken kan blijven, omdat zij van een bijzondere kracht is en waarin het zelf zijn ware voedselbodem vindt. Steeds zal men trachten aan dat zelf een voorstelling te geven, al is het maar een punt om er het beginsel mee aan te duiden. In vele vormen van religie tracht men hiervan een beeltenis te geven opdat onze zinnen er enig houvast aan zullen hebben. Deze pogingen zijn te eerbiedigen en kunnen zeer sprekend zijn. Immers iedere ontroering, iedere gemoedsbeweging, ja, iedere werkzame kracht van onze geest, die zich diep in het zieleleven dompelt, beschikt over een vorm die echter zo subtiel kan zijn, dat er van weergave geen sprake is. Zij blijven zich verbergen in de grote, rijk vervulde stilte, die een mens naar zijn innerlijke aard deelachtig kan zijn.

Ik vind de Vairochana in het Tibetaans Dodenboek zeer schoon. Maar dat wil niet zeggen dat ik deze beeltenis ga aanbidden als voorstelling. Vairochana betekent: Hij, die in vormen zich zichtbaar maakt, de zich manifesterende en alomtegenwoordige, die in zich het positieve en negatieve beginsel verenigd houdt en als een centrale zon in het midden van die meditatie-figuren troont, die mandala's genoemd worden.

Prof. Jung in zijn 'Psychologie und Alchemie' zegt hiervan: 'De term mandala werd gekozen, omdat dit woord de rituele of magische kring betekent, die i.h.b. in het lamaïsme en vervolgens ook in de tantrische yoga (die haar steun vindt in Boeddhistische en Hindoeïstische geschriften) als yantra, d.i. een instrument der contemplatie, gebruikt wordt.
De plattegrond van het Paradijs heeft ook de vorm van een mandala, met in het midden de levensboom en de boom der kennis. Evenals in de Apocalyps het gezicht van de troon der goddelijke Majesteit, met daaromheen de vierentwintig ouderlingen en de vier dieren. Het middelpunt ervan wordt ook aangeduid met "De Amen, de trouwe en waarachtige getuige, het Begin der schepping Gods".

Het is niet de bedoeling dat wij door zulke uitspraken worden overweldigd, want overweldigers maken ons niet vrij. Deze dingen houden verband met een andere Tibetaanse aanduiding, namelijk het Dharma-Kaya, dit is letterlijk: 'het waarheidslichaam', de waarheid als oorsprong, de waarheid 'an sich'. Ook dit is door een hoge imaginatie in voorstelling gebracht. Het beantwoordt aan vele symbolen als die van het Oerlicht, dat geen begin en geen einde heeft en zich kenmerkt door volkomen onaanduidbaarheid = leegte, een Niets dat niettemin de bron en oorzaak van de gehele schepping is.

Het waar-zijn veronderstelt een zielestaat, waar alle persoonlijke belangen en beweegredenen niet meer om de voorrang twisten kunnen, maar die van een bijzondere kracht is, zoals mensen, die haar liefhebben dit in het dagelijks leven ondervinden.
Het is te begrijpen, dat wij het zelf zijn die steeds weer afscheidingen t.o.v. onze medemensen teweeg brengen in een of ander oordeel of als een gevolg van een bemoeienis met hen, hoe nadrukkelijk ook beweerd wordt: oordeel niet.

Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat wij ons niet voorbehouden de dingen te zien zoals ze zijn, wat in de dagelijkse verhoudingen vaak moeilijk genoeg is, maar naarmate we ons betrokken gevoelen op die algezindheid (het is eenvoudig wonderwerkend) worden ons de samenstellingen in het leven al duidelijker en duidelijker. Het gaat tenslotte toch om onze bewustwording. Daarom zullen we er op uit zijn tal van misverstanden te doorgronden en proberen te doorlichten.
Het ligt voor de hand, indien we niet de levenseenheid erkennen, de grond der saamhorigheid, dat wij niet zouden weten wat ons zou moeten leiden in dit verlichtingsproces. Daarin ligt de mogelijkheid onze haat en afkeer te overwinnen, omdat wij in ons zelf een bron aanboren, die als een smeltoven werkt voor alle niet-een-zijn.

Materialisme en naturalisme zijn niet voldoende om de mensen hun wederkerige eenheid te doen beseffen. Er zijn oer-oude leringen die uit het oosten tot ons gekomen zijn en ook hun intrede in het christendom deden en gemaakt hebben dat het 'oosten' een zinnebeeldige betekenis kreeg als een aanwijzing voor innerlijk leven. Ik denk aan Dèr Mouw:

Zo is het in mij - een zonsopgang - gerezen
Het zelfbesef uit mist van oude waan,
tot Brahman; lang gevoeld, nu half verstaan,
ben 'k door uw feest van 't schijnbaar zelf genezen.


Dèr Mouw ervaart dit als eenheid uit Al-eenheid, als zelf uit Al-Zelf en gevoelt zich daardoor 'uit sterfelijkheid tot vrijheid losgebonden'. Het is de toestand van het geestelijk Zijn waarin geen toekomst meer te hopen, geen verleden meer te vrezen is. Een alverzoendheid met het ogenblik. Dit is het binnenste oosten.

Ons westerse individualistische denken is de oorsprong van alle utilitariteitsoverwegingen, van klassenstrijd en de drang der naties naar macht en overheersing. Maar voor een mens die het eeuwige leven zoekt, en niet de tijdelijke dingen in de eerste plaats, bestaat deze strijd niet. Hij heeft zijn eigen individualisme te overwinnen en in zich de wereld te ordenen. Hiermede kan hij geen opzet plegen in de uiterlijke wereld. Die luistert er niet naar, maar is niettemin het product van wat zich binnen in de mensen en de volkeren beweegt.
Maar het binnenste oosten kan men niet het zwijgen opleggen. Zijn werking is stil en niet tegen te houden in de mensheid. En ofschoon de mensheid zich steeds opnieuw presenteert, blijft de innerlijke werking van 'het zout der aarde' voortdurend in sterkte toenemen, omdat dit enorme werkingsveld nooit verloren kan gaan, en ook de mens niet die daarmede een waarachtige relatie onderhoudt.

Voor deze relatie zijn vele 'woningen' beschikbaar. Het 'Vaderhuis' is als een zich voortdurend uitbreidende boom waarin vele vogels hun nesten vinden, ook die waarvan wij het individueel helemaal niet zouden verwachten, omdat wij het niet met hun verschijning eens zijn. In deze zaken heerst veel discriminatie in de uiterlijke wereld, waar in 'de nieuwe wereld' geen plaats voor is. Laten wij de bedrieglijke vooroordelen opschorten, anders worden het grote belemmeringen.
Steeds weer zal naar een oplossing gestreefd worden die 'het betrokken zijn op een alomvattend werkingsveld' tot beginsel heeft. De teleurstelling die het menigeen geeft dit niet in het buitenste leven te kunnen realiseren, noodzaakt de leerling in zichzelf de orde te scheppen, waarin naar hun waarlijke afkomst 'alle mensen broeders zijn'. Maar de oogst zal groot zijn als hij ontdekt hoe in de nieuwe wereld in zijn binnenste goed noch kwaad, liefde noch haat, geen enkele tegenstelling meer wordt gekend. Het is niettemin een wereld vol warmte, bezieling, licht en leven, waarmede het afwezige geen tegenstelling meer vormen kan.

Indien we ons de concentratie eigen maken betekent dit dat wij aan één ding tegelijk aandacht vermogen te schenken, wat tot de gave leidt van te-kunnen-laten. De menselijke geest is al te dikwijls omhuld met tirannieke dromen en affecten, met kwellende gedachten en duistere overwegingen. Er zijn vormen van leed, die de grootste zelfbeheersing vragen om er afstand van te nemen en, door ze niet meer te voeden, ze te laten ontbinden. Dwingende affecten van onlust, ergernis of tegenzin lossen zich op in de merkwaardig bevrijdende stilte die door de wilsbehandeling teweeg gebracht wordt. Er zijn weerzinwekkendheden, die een mens ziek en onpasselijk kunnen maken en het is een grote kunst, deze aan zichzelf over te laten in de diepe gemoedsrust en onverstoorbaarheid, waartoe de juiste concentratie en meditatie leiden kan.

Het is steeds een vrije beweging uit zichzelf. Nooit een moeten, nooit een opzettelijkheid, maar eenvoudig aandacht schenken in ontspanning, mildheid en vertrouwen. Het is niet een zich laten boeien door een of andere lichamelijke functie, een zich laten gaan of een vorm van genieten. Nooit een zich laten fixeren door lust, angst, jaloezie of een prikkel van pijn of leed. Zouden we ons laten gaan gedurende de concentratie in voorstellingen van haat of ergernissen, dan zouden deze daardoor alleen maar gevoed worden en een vernietigende uitwerking hebben op de structuur van onze zich vormende ziel, die wij juist proberen op te bouwen in stilte, kracht en zuiverheid. De kracht der concentratie heeft het geestelijk rijk als oorsprong en voedselbodem. De geestkracht, die wij er door deelachtig worden, is verfrissend en versterkend en neemt vormen aan in de helderheid van ons wilsvermogen.

Indien onlustgevoelens te doorstaan zijn, oefen u dat te doen zonder enige zelfkwelling en zonder enig zelfmedelijden. Geef u zelf nooit een tikje op de schouder van: dat heb ik mooi voor elkaar gebracht, maar laten wij het als de gewoonste zaak van de wereld beschouwen iets te kunnen laten. Wij zouden dan opnieuw slachtoffer worden en onze vijand altijd thuis hebben. Het heeft natuurlijk niets te maken met wat andere mensen in deze dingen van ons denken. Het is onze eigen zaak, voortkomend uit eigen verkiezing en eigen vrije wil.
Op onze weg zal blijken dat er een zevental energiecentra zijn, die wij ons eigen kunnen maken. In werkelijkheid zijn er vele meer maar voor de praktijk en de goede indeling houden wij ons aan dit zevental, dat zowel kabbalistisch als oer-klassiek gerechtvaardigd en verantwoord is. Deze opgave is ook vermeld in de Apocalyps en verborgen weergegeven in de zeven sterren, die de kosmische mens in zijn rechterhand houdt. Ook de zeven kandelaren, die voor Gods troon branden, hebben er betrekking op, evenals de zeven gemeenten (ecclesia). Een 'ecclesia' was oorspronkelijk een volksverzameling niet alleen, maar ook een vereniging van krachten. Later is dat geheel door de godsdienst geannexeerd en gemaakt tot kerkgemeenschap. De zeven gemeenten nu zijn ook krachcentra.

Het Boek met de zeven zegels openen is: het binnengaan in een nieuwe wereld, een eeuwig lichte nieuwe wereld. Daarvoor heeft men een steeds zich vernieuwend lichaam nodig, het licht-lichaam van het Zelf dat uit God is. De concentratie nu is het begin van de weg. Waar zouden we heengaan indien er niet een weg is die tot binnen in ons zelf leidt? Waar kunnen wij, indien er een afdaling nodig is op deze tocht, dat anders doen dan in onze eigen ziel? Het is de grootste ontdekkingstocht van alle tijden. Ik beveel dus wel een zo zuiver mogelijke gemoedsinstelling en denkwijze aan om de eenvoudige reden, dat dit de weg der concentratie veel kan verlichten. Ik versta daaronder eenvoudig een oprechte instelling zonder bijgedachten en nevenbedoelingen. Het gaat niet aan om angst te hebben voor eventuele tekorten of zonden of ons schoon te kunnen houden van het aardse stof, dat iedere dag onze voeten vuil kan maken. En wat die zonden betreft, is er veel zelfkennis voor nodig om te ontdekken wat ze in werkelijkheid zijn. U leert ze beslist kennen wanneer ze zich uit de verborgenheid van het onbewuste aan u voordoen en u dat wonderlijke mensendier dat u te temmen krijgt in zijn opstandigheid, zijn verwikkelingen en intrigerende opzettelijkheden in toom wilt leren houden. Daardoor komt het ook dat het lichaam wel eens spanningen te verwerken krijgt, die zich niet zo gemakkelijk laten oplossen en waardoor een ogenschijnlijk onwelbevinden, soms zelfs pijnreacties kunnen optreden.

Het genoemde zevental heeft zonder twijfel met het astrologisch jargon te maken. Overwinnen wij onze sterren, dan betekent dit dat de heerszucht en trots verkeerd wordt tot rede. De traagheid en luiheid der maan zich verheft tot een vruchtbare imaginatie. De jaloezie en afgunst van Mercurius tot zuivere onderscheiding, de woede van Mars tot dynamisch, werkzame energie, de ontucht van Venus tot een zuiver sentiment, de gulzigheid van Jupiter tot edelmoedigheid en de gierigheid van Saturnus tot matigheid.

Zo gezien zijn zonden niets anders dan de animale verpakkingen van onze deugdelijke kwaliteiten. Zoals de eigenlijke mens is ingesloten en belemmerd door de gebondenheden van het dier der aarde en hij een weg zoekt zich daarvan te leren bevrijden, komt het begrip hoe die weg te bewandelen al meer naderbij. Tenslotte gaat het om een heerschappij, waarvan de centrale kracht zijn wils- en geestkracht is en die de ontdekker meer en meer duidelijk wordt.

Barend van der Meer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten