woensdag 14 oktober 2009

1. - De wil tot liefde


De geschriften waarover ik in het werkplan heb gesproken, zal ik de vorm geven van brieven die kunnen heten: brieven aan mijzelf en anderen. Dat wil niet zeggen dat ik met mijn hele 'hebben en houwen' tot u kom, want daar gaat het niet om. 'Hebben en houden' is juist waarvan we ons los moeten maken als we ermee instemmen de moeilijke maar zeer vruchtbare weg te gaan die tot de ware grond voert waarin wij geworteld zijn en die niet aan de wereld, niet aan de aarde en ook niet aan een ander toebehoort, maar alleen aan onszelf. Want wat kan ons nader zijn dan onze eigen oorsprong, die een onuitputtelijk leven is van de zuiverste kwaliteit, stralend en lichtend en waar we geen andere naam voor hebben dan God. Reeds Jan Luijken was geschokt door deze ontdekking als hij zegt: 'Zodat ik u bevond te zijn, o God, de grond van mijnen grond'.

Het is iets groots dat een ieder mens beleven kan en dat toeneemt naarmate de ruimte in zijn ziel groter wordt. Jung zegt dat je een dergelijke weg gaat alleen uit nood, om aan de ellenden van het leven te ontkomen. Maar dat zou zeer eenzijdig zijn. Is het niet mogelijk dat we hem herkennen? Zoals we iets echts herkennen, iets waarachtigs waarin geen enkele bedreiging is, geen enkele valstrik, geen enkele teleurstelling en beperking. Iets waarin en waartoe we met het grootste vertrouwen kunnen leven? Een bestemming die ons niet bedriegt?

Er wordt gezegd dat zeer weinigen het willen. Ik weet het niet, begrijp het niet en geloof het niet. Wat komt het erop aan? Deze dingen wil je niet omdat een ander het ook doet. Die wil je 'ja of nee', al was je de enige mens in de hele wereld. Natuurlijk is het wèl te begrijpen. Wie zou zulk een abstract punt als levenskiem van het zelf willen? Wie het voor serieus houden aandacht te hebben voor de geestesvonk die als een dwaallichtje door de wervelingen van het leven is opgenomen geweest en tenslotte zich heeft verankerd in de ziel van een mens, een aardse mens? Dat eeuwig zwevende vonkje uit onsterfelijke bron, er naar snakkend wortel te kunnen schieten in het verborgen, het innerlijke leven, in de ziel die hier niet lichamelijk wordt bedoeld en niet werkelijk aan een mens wordt toegeschreven? Wat wij als ziel leren wat als met 'wetenschappelijkheid te kennen wordt nagestreefd, is de animale ziel waarin de noden van het lichaam tot uiting komen en waaraan de mensen rusteloos geneigd zijn te gehoorzamen op straffe van allerlei ellende als je daaraan niet voldoet.

En toch is er in ieder mens een fierheid die niet langer met zich laat sollen en zich door louter lichamelijke voldoeningen als gevolg dezer noden niet laat vertroetelen en tiranniseren, tot groot onbegrip van de machtige vertroetelaar die zich van heel andere zijde zal laten kennen als we ons niet aan hem onderwerpen. Deze uiterst zelfingenomen macht is niet verblind door de kracht van zijn eigen waan en leugen, wel nee, hij heeft eenvoudig geen ogen om te zien en geen oren om te horen en vindt alle geestelijke zaken alleen maar onzin, misleiding en bedrog terwijl hij zichzelve gaarne voor een goed, de al-ene, laat verklaren als hij hoort dat mensen die al-ene zouden willen en liefhebben en geloven.
O zeker, we begrijpen heel goed dat dergelijke inzichten, omdat ze niet direct glashelder zijn, niet gewenst zijn om de eenvoudige reden dat zij niet stroken met de machten die er belang bij hebben, dat mensen in onwetendheid blijven verkeren en in lijden verwikkeld moeten blijven en onder bedreigingen van vervloekingen moeten leven, als zij niet gehoorzaam willen zijn. Stel u voor, dat we de moed hadden te gehoorzamen aan de ontwakende kracht der geestesvonk die de eerste lichtstraal vertegenwoordigt van de onnoemelijke lichtzon die God is.
Neen, neen, het is geen filosofie noch theologie, het is geen denkwetenschap en heeft als erkenning niets te maken met ons brein. Maar dit eerste ontwaken kan gevoeld, ja geschouwd worden en op innerlijke wijze worden waargenomen. We noemen het zelfs geen mystiek. Is een zonsopgang mystiek? Een bliksemstraal? Een berg met eeuwige sneeuw? Geloof mij, er zijn ogen die oneindig helderder zien dan onze zintuiglijke ogen, en oren, die meer horen dan de zintuiglijke oren. Niet voor niets is de geestesvonk waaruit het zelfgevoel zich ontvouwen kan vergeleken met een bloemknop.

Dit is het wat het voor vele mensen zo onmogelijk maakt, daar het alleen maar vergelijkenderwijs mede te delen is. De taal der ziel is ongetwijfeld poëzie en wie houdt daar nu eigenlijk van. Er zijn leringen die spreken over het gouden ei, de hiranyagargha dat aandacht en wilsgerichte liefde behoeft het nieuwe wezen eruit te wekken. In het boek van 'de gouden bloesem' wordt een grote plaats ingeruimd voor de broedende hen die luistert of de tijd aanbreekt waarop de kuikens verschijnen. Of er is sprake van goddelijk zaad waaruit het diamanten lichaam verrijst. En hoeveel aandacht wordt niet betoond aan het geheim van de ontluikende lotus. 'Om Mani Padme Hum'. Hoe ontkomen we aan die grote gestalten die zo gigantisch voor ons verrijzen kunnen dat wij er toe verleid worden ze mateloos te vereren.
Hoe meer de uiterlijke vorm wordt vereerd en gehuldigd des te groter is het gevaar dat de gave der innerlijke beleving erdoor wordt belemmerd. We weten het wel. De meester heeft gezegd, de meester heeft gezegd... maar wat heeft het eigen hart gezegd? Wat betekent de diepe erkenning en herkenning van het gezegde? Want hier begint het toezien en het werkelijke horen en geldt het merkwaardige voorschrift: 'voordat de ogen kunnen zien moeten zij onvatbaar zijn voor tranen en voor de oren kunnen horen, moeten zij hun gevoeligheid verloren hebben'. Een voorschrift dat voorzichtig aanvaard moet worden omdat het gevoelloosheid zou suggereren, wat in genen dele het geval is. Het gaat hier om een hegemonie, een opperste leiding van de geestelijke wil over alle aandoenngen die onze zinnen kunnen veroorzaken. Dat betekent: het instandhouden van de hoogste gevoeligheid, want hierop berust een geheel nieuwe waarneming.

In de gelijkenissen van de bijbel verschuilen zich buitengewone opgaven die ons veel verduidelijken kunnen. Er is o.a. die van het koninkrijk dat met een penningske wordt vergeleken en dat een vrouw verloor. Om het terug te vinden bezemde ze alles in haar huis leeg en als ze het gevonden had ging ze feestvieren met de buren. Eerst het ene en dan al het andere. En wat te zeggen over het eenzame zaad dat in de akker was uitgestrooid en vergaat en waaruit nu een nieuwe wereld verrijst. Daarin wordt het geïsoleerd bestaan opgeheven, eenvoudig door de ontzelving ervan.
Toch leven de mensen aan die duizendjarige gelijkenissen voorbij en menen dat zich doden ontzelving betekent. Uit de verlorenheid komt het nieuwe leven voort. Als het iemand werkelijk om de blijvende waarden is te doen, waarom heeft hij dan angst voor de vergankelijkheid? Moed en liefde ten leven is tenslotte de onuitroeibare wil van het beleven zelf waarvan het beginsel in de geestesvonk ontkiemt. Wat betekent dan innerlijke verlatenheid die te doorstaan is en die dodelijke eenzaamheid? Ze zijn misleidend hoe reëel ze zich als gemoedstoestanden ook kunnen voordoen en zijn niet in staat zich werkelijk te handhaven. Daarom wordt gevraagd, de wil en het geloof in een bovenmenselijke kracht en een nooit aflatende innerlijke aandacht. Het 'alleen te moeten doen' zal blijken niet juist te zijn. Als zijn ogen open gaan voor de zee van liefde waaruit en waardoor hij wordt opgenomen en 'geholpen' begrijpt hij niet meer dat hij zo blind heeft kunnen zijn.
Het is de liefde die een bovenmenselijke kracht is. Niet bovenmenselijk in de zin dat er iets gevraagd wordt dat niet op te brengen zou zijn, maar dat in de z.g. zwakke mens een vermogen aanwezig is dat in staat is zijn leven te veranderen. Als hij dit erkennen kan zal hij bemerken dat hier geen prestaties van hem gevraagd worden zoals de wereld dat verlangt, maar dat hij eenvoudig gebruik maakt van een oorspronkelijk vermogen dat een ieder mensenkind in de wereld als een verborgen licht heeft meegekregen. Dit verborgen licht moet hij trachten te vinden. Hij zal bemerken dat iedere eerzucht, ieder uitzien naar beloning, iedere verdienste hieraan vreemd is. Het is het 'goud' dat aan hem een heel eigen waarde verleent. Zijn glans is van een ongekende lichtkracht die toeneemt naarmate zijn liefde ervoor groter wordt.
In die liefde ligt het geheim. Wie dit gloeiend gevoel van willen, van gericht zijn op de goddelijke vonk van zijn geest, op de emanatie van het eigen zijn opbrengt, gaat uit zichzelf daarin leven. Hij wordt ermee vervuld en ervan doortrokken. Hij baadt er zich in zonder erin te verdrinken. Het wonder is dat de wil tot liefde meer is dan de liefde zelf. In dit willen is de kracht van het 'in den beginne' waarneembaar. Het woord 'dat is en was en zijn zal' en waarin de stem van het zelf zich al duidelijker en helderder uitspreekt. Zeker, er is gezegd: het is een verterend vuur. Dat zal het altijd zijn, het wonder van het leven. Er is een ets van Rembrandt van een stervende jongeling, voor een altaar waarop een vuur brandt waaruit, uit eigen as, de phoenix verrijst. Men moet de waarheid hiervan gevoelen, erkennen, 'zien' om haar te willen en lief te hebben. Natuurlijk is het niet voor te schrijven. Wakker worden is geen voorschrift maar het is te begrijpen dat er vele mensen zijn die langzamerhand genoeg hebben van al dat slapen en nachtmerries dromen, die er ziek, ellendig en neerslachtig, ja wanhopig onder worden en er daardoor toe komen het nieuwe leven binnen te gaan.
En wat toch allemaal geen reden is om het tot de hoogste nood te laten komen om er op die wijze zichzelf toe te dwingen. In het verlossingsverlangen is de spontane liefde aanwezig tot het inzuivere leven dat ontstroomt aan de verborgen welbron. Dit levenswater zuivert alle verontreinigingen in een nooit eindigend vermogen.
Deze dingen beklijven niet in een collectiviteit en kunnen niet en masse onderhouden worden. Ze zijn voor de enkeling en tenslotte is iedereen een enkeling totdat dit enkel zijn langs innerlijke weg wordt opgenomen in een oorspronkelijke saamhorigheid die de ware grondslag der mensheid is.
Het is voor u, voor mij, voor een ieder die deze brandende nood der ziel kent en waarvoor al het andere verbleekt.
Het maakt de indruk voor velen van een vreemde stille toegewijdheid, 'ein fremdes Fühlen' dat zich voordoet in de kleine ruimte van uw 'binnenkamer' en waarin het ons plechtig te moede wordt. Het is of hier een punt zich verruimt tot cirkel en op die wijze cirkel na cirkel - als jaarringen van een boom - zich verwijden in grotere omvatting. Een ontwakend ritme van een nieuwe harteklop. Het zelfloze zelf wordt tot oorsprong van een eeuwigheidsbron waarvan de stille kracht ons meer en meer vervult.

Hebben we niet gelezen dat de vissen sterven in het water omdat dit zozeer door het menselijke afval is verontreinigd? Ondervinden de mensen niet dat hun ziel sterft, omdat zij voortdurend doende zijn hun leven te vergiftigen met misleidende sensaties en zij met recht zieltogend zijn en zij zich hopeloos, verduisterd en onmachtig gevoelen om werkelijk te leven? Welk een ruimte en vrijheid wachten hen als zij de weg erheen niet versmaden en dagelijks de moed opbrengen tot die verlossende levensgang? Dat maakt het leven zelf tot weg. Het dagelijks leven wordt tot een geheel eigen leven waarvan het kenmerk leedverterende liefde is die de lasten der mensen verlicht en ons gemakkelijk die van onszelf doet dragen.
Ieder weet dat er vroeger heldere stromen waren waarin het heerlijk was te baden en er geheel in ondergedompeld te zijn. Nu wordt men gewaarschuwd om vooral niet je hand erin te steken. Of er moet eerst een proef genomen worden. Zo doet men met de lucht in de grote stad die zo verontreinigd is. Neem een steekproef, voordat u verder gaat met ademen. En intussen verstikken we. Er zijn tegenwoordig vele jonge mensen die de dood zoeken. Hun aantal wordt niet bekendgemaakt teneinde de medemensen niet te verontrusten. Welk een onwaarachtigheid. Confronteer ons met de nood der jongeren. Laat ons de ogen open houden voor alles wat we nalaten en waarin we tekort schieten en meer leven voor elkander en de kracht in onze harten leren kennen die leed vernietigt en verontreinigingen verbrandt.

Er was een tijd dat men de dood zocht uit liefde om òf in liefde eeuwig verenigd te zijn, òf aan het niet-verder-leven-kunnen-zonder-elkaar een eind te maken. Natuurlijk zeggen we nu: het is beter lief te hebben en te schenken gedurende het leven dan in de dood. Maar als een mens die levensbelangeloze liefde kent, die lachende zelfloze liefde voor ik-weet-niet-waarom, wat heeft dan de dood nog te betekenen?
En waarom zich dan te doden? Of wil het zeggen dat de ware liefde ook tot de nachtzijde van het leven behoort en dat zij haar wortels heeft in de eeuwige onverstoorbaarheid? Natuurlijk is het dit: er is geen hier- en geen generzijds voor de liefde. Wat betekent de lichamelijke dood voor de liefde? 'Sterk als de dood is de liefde' schrijft het Hooglied. Nee, liefde is sterker dan de dood en de wil tot liefde is sterker dan de liefde.
De wil tot liefde is de wil tot leven. De wil tot leven is het leven, het is de wil Gods. De wil Gods is het leven en verbergt in zich de liefde tot alle leven.
Leer in het eigen willen de over alles zegevierende onverstoorbaarheid kennen. Iedere dag biedt ons gelegenheid genoeg. Wil ik dat? Ja. Waarom? Omdat zij meer is dan ik zelf.
Wilt u het? De onverstoorbare wil tot liefde in het leven?
het is voor velen moeilijk te geloven dat de mens naar zijn ware wezen, uit zichzelf, uit eigen beweging naar de aarde gekomen is om hier geboren te willen zijn. Zeker, hij zal zich hebben laten drijven, misschien door de drang naar veiligheid of door de idee dat deze planeet zo schoon is en een wonderbaarlijk vakantieoord oplevert gedurende zijn onafzienbaar lange reizen en verblijven in Sangsara. (Dit woord betekent omwerveling, in een voortdurend draaiende rusteloze beweging zijn, dus een wereld van rusteloosheid en waan, zie Tibetaans Dodenboek).
Er moet trouwens een ogenblik zijn geweest, evenals dat in het dagelijks leven kan gebeuren, waarin een mensenkind zijn ziel en zelf-willen prijs geeft en zich uitlevert aan iets anders waarmede het zich dan vereenzelvigt. Daarom is het waar dat de meeste mensen andere mensen zijn. In ieder geval is het een praktisch advies, willen we verder komen op onze weg, onze ogen te openen en trachten ons bewust te worden dat wij zelf niet ons lichaam zijn en het als gevolg daarvan eenvoudig zelf zijn die hier geboren hebben willen worden. Dat bespaart ons een massa moeilijkheden en doet ons de verantwoordelijkheid voor ons eigen leven op ons nemen.

Dus: 'ik ben hier omdat ik hier heb willen zijn'. Zo is het ook in het dagelijks leven. Mensen komen soms in situaties terecht waarin zij helemaal niet hadden willen wezen en je kunt ook niet zomaar botweg beweren dat dit wel zo zou zijn. Niettemin is het mogelijk iedere toestand waarin we ons bevinden te accepteren alsof we die zelf zo gewild hebben. Hier krijgt het 'Uw wil geschiede' nieuwe aspecten en uit deze schok ontwikkelt zich een bevrijdend inzicht, gepaard aan nieuwe energie. Tenslotte ontdekken we hoe gemakkelijk een mens toegeeft aan bepaalde zwakheden, aandriften en impulsen die dan in vele gevallen met groot elan en hartstocht worden gevolgd. Mij dunkt, hij kan zich dan niet steeds beklagen waar hij aanlandt in het leven. In deze erkenning ligt het beginsel van verzoening met iedere 'landing'.

Barend van der Meer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten