maandag 17 november 2014

12. - Over het geluk

In deze wereld? In deze wereld. Maar hebt u de krant dan niet gelezen en de radio niet gehoord en naar het nieuws gekeken op de tv? En hebt u dan geen mensen gesproken of hebt u niet gehoord waar ze het over hebben en wat ze zo druk bepraten? Hebt u vanmiddag ook niet op het Leidseplein gestaan dat je de kriebel kreeg in je keel en zo kortademig werd alsof je niet genoeg lucht kreeg? En niet de boeken gelezen van George Orwell: '1984' en Zamjatin: 'Wij'; en een van de meesterwerken van onze wereldliteratuur? 'Apologie van een gek' van Strindberg, waarvan Alain Jouffroy in l'Express zegt dat die nog altijd onze tijdgenoot is? ls je dat dan allemaal gezien, gehoord, gehoest en geademd hebt en ook nog gelezen, waarom heb je dan nog zin om over het geluk te spreken? Hoe kun je, hoe durf je, hoe wil je?

En toch wordt dit een brief over het geluk. Het geluk van het leven. Het geluk van de liefde tot het leven. Het lachend geluk, het werkelijke geluk, het unieke, echte, onverstoorbare en stralende. Uit deernis met de wereld en de wezen en de ziekenhuizen en de krankzinnigengestichten en allen die lijden schrijf ik u over het geluk. Over het geluk dat als een licht op u afkomt, dat u aanraakt, doordringt, opheft, blijde maakt, verwonderd, verbaasd; ongelooflijk dat het zo maar tot u komt zodat u vergeet te hoesten en te pruilen en te denken en te schelden en uw ontevredenheid te betuigen en over andere mensen te praten.
Oja, vergeten te denken. Het geluk denk je niet, dat is iets dat je zo maar van binnen uit, omdat u het herkent, omdat er geen reden voor is, omdat u leeft en - is er nu toch een reden voor? - omdat u leeft en van het leven houdt.

U wilt mij niet geloven, maar u leeft altijd ook als mensen beweren dat het niet kan. U leeft altijd en stel u eens voor dat u altijd van het leven zou houden. Dat het leven uw geliefde was. Het liefste dat u bezat en zelf bent. Ik bedoel niet uw lichaam, niet uw ziekte, niet uw verdriet, niet uw twijfel, niet uw gewone chagrijn en ook niet uw ergernissen. En nog veel meer bedoel ik niet. Alleen maar uw leven dat altijd bij u is en waaruit u bent en dat uw geliefde is en vóór al het andere. Misschien zegt al het andere: dat gaat zo maar niet: ik eerst en dan je leven. Maar het is echt waar, zonder leven geen liefde. Hoe kun je nou iets geven als je geen leven hebt. Hoe kun je iets zijn zonder leven. Niemand kan zich voorstellen wat dat is. Het levenloze is een onmogelijkheid, een eeuwige niet-bestaanbaarheid. Het is niet bekend, je vindt het nergens.

Maar het leven. Het leven klopt in u maar u hoort het niet. Ja, misschien zegt u: mijn hart slaat over, of ik heb hoge koorts, of ik gevoel me zo flauw. Maar het leven leeft binnen in u. Het heeft ogen en oren, het leven. Het lacht, het leven, maar u weet het niet. Natuurlijk weet u het niet, want dan zou u zelf ook lachen en niet vervelend zijn of boos. Echt, het leven lacht en is blij. Het is altijd blij, het is onvermengde blijheid, vreugde en angstloos. Dacht u dat het leven bang was? Nooit. Het kent geen angst en geen lijden, het straalt, het is licht, het kan niet ophouden te leven en te stralen en te lieven en gelukkig te zijn. Het is als met een innig geliefde die je altijd liefhebt, altijd, omdat het nu eenmaal zo is en omdat je niet op kunt houden lief te hebben.

Als u van het leven houdt moet u zorgen dat u het zich niet laat ontfutselen, het sterke, het stralende, het schitterende leven, de volheid van het leven. U moet er op de bres voor staan, niet uit behoudzucht, niet uit angst het te verliezen, niet uit saaiheid of gebrek aan belangstelling. Natuurlijk saaiheid en gebrek aan belangstelling is de ontkenning voor het leven. Het gaat zich verschuilen achter grafgewaden. Het maakt zich onzichtbaar in vervelende grauwheid en grijsheid. Het wijkt terug voor somberte en melancholie. Houdt u van somberte en melancholie? Bent u er gek op? Houdt u van ziekte en narigheid? Verzamelt u het? Ik ken iemand die verzamelt rouwbrieven als een ander postzegels, gouden tientjes of suikerzakjes. En ik weet van een heleboel mensen dat ze angsten en narigheden verzamelen. Kasten vol. Niet alleen in hun bovenkamer, maar ook in de buurt van het middenrif. Natuurlijk ook verder nog naar beneden. Ze zeggen: 'ik kan er niets aan doen'; ze hebben geen tijd voor iets anders. Het is net als het werk aan de lopende band. Weet u dat het lichaam niet uw leven is?

Misschien is het lichaam wel ziek of ongelukkig. Zo veel te meer moet u iets in het lichaam laten werken dat er goed voor is en het opbeurt. Dat gaat van het hoofd uit. Het begint in het hoofd. Daar verzamelen zich allerlei voorstellingen, net als in de tweede kamer. Het hoofd zit propvol. Er kan haast niets meer bij en bijna wordt een mens er bewusteloos van. Hij moet zijn bewustzijn ontruimen. Hij moet de slang erop zetten en net zo lang zijn bewustzijn met water bespuiten tot het helemaal schoon is. Wat voor water? Dat u altijd bij u hebt. Hebt u niet bij Lao Tse gelezen dat het leven is als water en gaarne naar de laagste plaatsen stroomt? Dus u kunt in zekere zin overal bij. Het komt overal, het leven. En het luistert naar u. Het luistert naar uw wil. Want het willen is een kracht uit het midden van uw bewustzijn. Ge moet aandacht hebben voor het middelpunt.

Van daaruit gebeurt het. Aandacht, heldere aandacht, onvermengde aandacht. Laat gedachten er zich niet mee bemoeien. Vervul uw brein met aandacht, uw bewustzijn met aandacht. Rustig, stil, vertrouwend en onophoudelijk. U houdt toch van het leven? Meer, nog meer. Want waar u van houdt, daarvoor hebt u aandacht. Dat gaat op het laatst vanzelf en dat is als een ononderbroken stroom van aandacht voor het heldere onvermengde leven. U moet niet in de eerste plaats van uw lichaam houden, ook niet van uw maag noch van uw tong noch van allerlei andere organen van uw lichaam. Let maar eens op: wat u veel aandacht geeft, daarvan houdt u. Dat is wis en zeker.

En wij hebben het over het geluk. Niet over een man of een vrouw, meisje zus of jongetje zo. Niet over een spaarpot of de cholera. Nee, over het geluk. Eerst het geluk dan het leven. Eerst voor al het andere, het geluk, het werkelijke, dat zijn oorzaak in het leven zelf heeft op het ogenblik, op dit ogenblik, op ieder ogenblik, tot u voelt dat u contact hebt met uw eigen leven in u, binnen in u, want het heeft een beginnen in u en eens verwekt houdt het nooit meer op.
U zegt misschien: eerst mijn maag, of eerst een man of een vrouw, of eerst een auto, of eerst de honderdduizend, of eerst al het andere en dan het geluk. Maar dat is de omgekeerde weg. Eerst het ene en dan al het andere (als u het nog zou willen).

Al het andere gaat tot u stromen, overvloedig gaat al het andere tot u stromen. Maar blijf ondanks alles het eerst het geluk liefhebben. Het lachende, het vreugdevolle, het innige, het u zelf behorende, het oorspronkelijke, het sterke en alles overheersende dat u wilt, dat u voorstaat, waartoe u besloten bent en waarnaar u van ogenblik tot ogenblik haakt en het wil en het kunt en het noemt en het boven al het andere hooghoudt. Want er zijn miljard indringers en bedriegers die willen zich aan u verkopen en zeggen: ik ben het geluk. Maar er is maar één geluk, zoals er maar één leven is en één God en één u en één ik en één werkelijk onverdeeld leven. Eén onverdeeld leven.

Wees niet zo erbarmelijk bescheiden. Zeg niet: ach, had ik maar een kruimeltje geluk. Een kruimeltje. Wat doe je met een kruimeltje geluk? Je kunt het niet eens kado geven. Wie geef je nu een kruimeltje geluk? Aan de zieke geluk schenken, aan de tragische geluk schenken, aan de verlorene geluk schenken, aan de overledene geluk schenken, aan de stervende geluk schenken, aan de scheidende geluk schenken, aan de gevangene, geluk schenken, aan de miljarden geluk schenken. Wat doe je met een kruimeltje? Wees niet bescheiden. Vergeet voor het geluk al het andere. Vergeet te zondigen, vergeet het kwaad spreken, vergeet te vloeken, vergeet te schelden, vergeet jaloers te zijn, vergeet te wreken, vergeet je ongerust en angstig te maken, vergeet je geld te tellen, vergeet dat je honger hebt, vergeet de dood en vergeet alle ellende. Omdat er een wonderbaarlijk leven in u is dat u moet leren kennen en beminnen en vrijhouden van de miljoenen onreinheden en overweldigende verduisteringen.

Vergeet dus uw klachten en wil het geluk, met geheel uw hart en al uw kracht, met geheel uw verstand en gemoed en hersenen en geest. Kies toch wat u bemint, kies toch wat u liefhebt en jank niet over de dingen die u niet hebt, de kinderen die u niet hebt en de echtgenoten die u niet hebt en de bedgangers die u niet hebt en de moordenaars en huichelaars en kwaadsprekers en gesjochten jongens die u niet hebt. Laat u toch niet overdonderen door al die gezichten.
Hebt u wel eens in een kamer gestaan met allemaal spiegels? U kon u zelf op letterlijk alle manieren zien en deze manieren weerspiegelden zich nog eens honderdvoudig als in het oneindige. Weet u dat het allemaal weerspiegelingen zijn? Herinnert u zich het woord van het zien in een duistere spiegel? En alles wordt oneindigvoudig in de wereld weerkaatst, alles en alles.

En al die oneindige weerkaatsingen van alle gebreken en tekorten en ziekten en ellende overweldigen u. Maar het geluk vind je nergens weerkaatst. Het geluk is niet te weerkaatsen. Het is uniek en van edele kwaliteit. Het is het enige. Er is niet mee te marchanderen. Heb het lief en het heeft u lief. Wees het trouw en het blijft altijd bij u. Het zal niet weglopen, het kan het niet. Want als het spiegelbeeld ervan de deur uitloopt en tegen u vaarwel zegt en het zegt u goedendag voor altijd, wel dan weerkaatst zich die groet in u en ge schenkt het vertrekkende spiegelbeeld uw geluk. Want het geluk dat ge schenken kunt als een onuitputtelijke kracht dat is het geluk. Kom, kies het en wil het en heb het lief en begrijp dat het geen eisen stelt. Het is hier en het is nu. Het leven, het echte en het ware en onvermengde en stralende. Het schijnt in de duisternis als een licht en laten wij het uiteindelijk - alsjeblieft - eens 'begrijpen', (al staat er dan geschreven: 'en de duisternis heeft het niet begrepen').

Er schijnen machten in de wereld te zijn, die ons mensen zeer ongelukkig willen maken. Maar niettemin is er een eigen willen, een geloven en een hopen, dat er een geluk van absolute waarde is dat geen macht ter wereld ontwaarden kan, waar niets buiten ons zelf ook maar iets over te zeggen heeft. Ook al zou men zich stap voor stap met ons bemoeien en ieder uur voorschrijven hoe wij moesten leven, het geluk dat wij voorstaan moet geheel vrij kunnen zijn en onafhankelijk van welk een dwang, van welke voorschriften, van welke bedreigingen ook. Natuurlijk kunnen die machten ons bezit aantasten en ons lichaam. Ze kunnen ons lichaam opsluiten en het op allerlei manieren trachten te schaden en te verminken. Men kan naar ik gelezen heb, lichamen in een duistere cel opsluiten in eenzaamheid en verschrikking en het is waar dat men het uitermate kan pijnigen zoals dat bij een kruisiging het geval is.

Maar niettemin is er een substantie in de menselijke ziel die onbereikbaar is voor alle vervolgers en haters, voor alle machthebbers, die tenslotte ook mensen zijn en grote stakkers in al hun geborneerde grootdoenerij en dreigende woorden. Het zijn bezetenen van de aardgeest, ze kennen geen liefde voor hun medemensen en kunnen niet verdragen dat er wegen zijn, geheel andere dan de hunne, waarlangs het onvervreemdbare geluk te verwerven is en voor alle eeuwigheid voor hun grijphanden onbereikbaar.

Het is zo veilig verscholen in de diepte van de ziel, het spreekt zulk een vreemde taal, dat geluk, dat de alledaagsheid van de grove natuur het helemaal niet kan vernemen. Het is het oorspronkelijke beginsel in ieder mens, zijn levensbeginsel, dat wat hij is en dat daardoor zijn onvervreemdbaar bezit is.
Omdat het lichaam zeer behoeftig is, kan men het in zijn behoeften treffen. Behoeftig aan sympathie, behoeftig aan lichamelijke liefdedaden, behoeftig aan eten en drinken, aan gezelligheid en mensen met wie je tot uitwisseling kunt komen. En als aan dit alles niet zou worden voldaan zou je het op 't laatst uitschreeuwen naar God, uit honger en dorst, uit armzaligheid en verkommering. Maar dit geldt alleen voor het lichaam en alles wat daaraan verwant is. De aarde is verwant aan het lichaam. Welnu, het geluk wat wij op het oog hebben is niet verwant aan de aarde. De aarde kent het niet en vindt het maar vreemd en ontkent het en de vorst der duistere aarde lacht er maar wat om en heeft er een vreselijke minachting voor. Ik zeg vreselijk, omdat het werkelijk een verschrikking zijn kan.

Maar het geluk verschrikt niet. Het is van een hoedanigheid die niet verschrikken kan. Het is niet te imponeren zoals een kind niet te imponeren is. Begrijp mij goed. Ik bedoel de open vrijmoedigheid van een kind. Natuurlijk kan men het slaan en bang maken en daaraan is geen kunst. Men tracht altijd kinderen te dreigen als ze dit of dat niet doen willen of zij iets in hun hoofd hebben wat ouders niet of niet meer begrijpen. Want de mensen verstikken het geluk. Zij stoppen hun lichamen en breinen, hun harten en zielen vol met allerlei sensaties, die er helemaal niet in thuis horen en zeggen dan oververzadigd: dat is pas leven. Maar het water waarin zij baden is verontreinigd, de lucht die zij inademen is verstikkend, de hartstochten die zij plegen te volgen zijn bedwelmend en bewustzijnvernauwend.

Daarom keren wij weer tot het geluk terug dat alles kan doorstaan. Stel u voor, een liefde die alles doorstaat. Alles. Dit behoeft natuurlijk niet een openbare vertoning te worden waarvan de mensen die het zien zeggen: zie toch eens aan hoe ze een medemens behandelen kunnen. Welnee, geen sterveling behoeft het te weten, waardoor je natuurlijk lang niet altijd malse oordelen tegenkomt. De ene haalt verachtelijk zijn neus op voor zelfs maar de denkbare mogelijkheid. Geluk op deze wereld is een farce, een waanzin, een belachelijkheid. Bovendien, er is een groep die zich heimelijk de elite denkt waarvoor het geluk onaristocratisch is, eigenlijk iets om de neus voor op te trekken. Geef ons maar de zoete melancholie, de trage weemoed en het 'spleen', daar houden wij het mee op deze godsjammerlijke wereld, waar geluk niet geduld wordt en wij moeten blijven rondgaan als uilen in doodsnood. Nee, zeggen zij, het geluk is voor de gokkers en de gelukzoekers en de loterijmensen, maar niet voor ons in onze ethische, maar decadente allure.


Maar laten wij ons niet op zijwegen begeven. Wij weten wel, wij gunnen elkander alles en het geluk is er alleen maar om verstoord te worden en benijd. Daarom, op uw tocht zult ge vele hongerige ogen ontmoeten van zielen, die zich niet uit het lijden konden verheffen of het niet wilden. Wie ziet nu het leed als een kwaad dat overwonnen moet worden? Slechts weinigen, want vele eeuwen zijn wij vergiftigd met de opvatting dat lijden het werkelijk algemeen menselijke is, dat het schoon is te lijden en dat wij daarin elkander kunnen begrijpen. Maar geluk? Wie voelt er mee met een gelukkig mens? Daarom, het geluk laat men liggen en gelukkige mensen ziet men niet aan, tot zij vertrokken zijn van deze wereld en men de moed heeft ze weer uit de herinnering op te laten komen en stil hun woorden weer uit te spreken, omdat wij mensen zo een onuitsprekelijke behoefte hebben aan echt en waarachtig geluk. Geluk zoals kinderen het kennen. O mijn geluk, hoe bemin ik u.

Ik ben het geluk

Ik ben het geluk, maar ge kunt mij niet grijpen en organiseren 

noch bevelen, niet bedwelmen, noch vangen.
Hoog ben ik, licht, onvermengd en helder
en stroom naar ieder mensenhart uit.
Het pure leven, ontdaan van denken, menen, voorstelling, 

reden en vragen naar waarom.

Ik ken geen waarom en antwoord alleen maar 

met mijn tegenwoordigheid, verscholen in uw hart.
Ge behoeft mij niet te begrijpen en als ge vraagt: 

zijt ge voor mij gekomen, dan antwoord ik: 
Ja, voor u, altijd voor u.
Geloof mij toch, herken mij.


Misschien kom ik van heel ver en ben 

voor u onverstaanbaar als een vreemde, 
omdat ik kom uit 'in den beginne' 
het allereerste van het leven, 
dat als een onbereikbaar punt is in uw herinnering.
Want ik ben altijd bij u geweest, ook vóór uw herinnering.
Ik ben de pure smaak van het leven zonder bitterheid, 

niet wrang en zonder enig lijden.

Ik weet wel waar doorheen ge waadt en wat ge er voor over hebt 

mij te aanschouwen en de uwe te noemen, 
alles hebt ge er voor over ofschoon uw voeten zijn geschonden 
en de tocht soms zwaar was, 
maar ik ben balsem voor uw voeten 
en voor de gebroken en vertrapte harten.

Ik, uw geluk, ik zie u aan en herken het stralen van uw ogen.
Er is geen oordeel in deze vreugde en geen enkele nagedachte.
Heb daarom geen wroeging en wend u oprecht tot mij.
Want ik, uw geluk, kan u ontslaan uit boeien 

van schuld en noden, van angst en dreiging en dood.

Ik, het geluk, ben uw ware, echte leven, 

uw weg en uw waarheid.
Zie, en herken mij en ge hebt u zelf gevonden.
Ook moogt ge geen naam aan mij verbinden, 

geen enkele naam.
Want welke naam gij mij ook zou geven: 

ik ben het geluk.


Barend van der Meer

Geen opmerkingen:

Een reactie posten